Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het basisonderwijs, enz. (aanpassingen in de bekostigingsstelsels)

 

Artikel III
1
De goedkeuring op grond van artikel 95, zesde of zevende lid, de beslissing tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting op grond van artikel 96, vijfde lid, en de beslissing tot vergoeding van een voorziening in de huisvesting als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, alsmede de toestemming op grond van artikel E42, derde lid, van de Overgangswet WBO (Stb. 1986, 257), vervallen indien de goedkeuring, de beslissing tot bekostiging, de beslissing tot vergoeding of de toestemming heeft plaatsgevonden:
a
voor 1 januari 1990: 1 maand na de inwerkingtreding van deze wet tenzij binnen 2 maanden na het verstrijken van laatstgenoemde termijn door toezending van een afschrift van de bouwopdracht aan Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt aangetoond dat voor het verstrijken van die termijn de bouwopdracht is gegeven;
b
in 1990: op 1 juli 1992, tenzij binnen twee maanden na die datum door toezending van een afschrift van de bouwopdracht aan Onze minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt aangetoond dat voor die datum de bouwopdracht is gegeven;
c
in 1991, dan wel in 1992, voor de inwerkingtreding van deze wet: op 1 juli 1993, tenzij binnen twee maanden na die datum door toezending van een afschrift van de bouwopdracht aan Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt aangetoond dat voor die datum de bouwopdracht is gegeven.
2
De in het eerste lid bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk. Indien zij wordt gegeven na de inwerkingtreding van deze wet, vermeldt zij tevens de aanvangsdatum van de bouw en het aantal werkbare dagen dat met de bouw is gemoeid.
3
Op grond van bijzondere omstandigheden die niet aan de gemeente of het bevoegd gezag zijn toe te rekenen, keurt Onze minister naar aanleiding van een daartoe door burgemeester en wethouders of het bevoegd gezag binnen 2 maanden na afloop van een termijn voor het geven van een bouwopdracht als bedoeld in dit artikel ingediend verzoek goed dat deze termijn met een door Onze minister bepaalde periode wordt verlengd. Onze minister beslist op het verzoek binnen 2 maanden na ontvangst daarvan. Onze minister kan voor het eind van laatstgenoemde termijn deze eenmaal met ten hoogste 2 maanden verlengen, onder mededeling aan de indiener van het verzoek. Op voorzieningen die zijn toegekend voor het jaar 1993 is artikel 98, eerste lid, vierde volzin, van de Wet op het basisonderwijs van overeenkomstige toepassing.
4
Voorzieningen waarvoor de goedkeuring, de beslissing tot bekostiging, de beslissing tot vergoeding of de toestemming op grond van het eerste lid is vervallen, komen niet voor vergoeding door het Rijk of, in het geval van een bijzondere school, de gemeente in aanmerking.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •